nieuwe koninkrijk gemaakt. Aan Brussel, de hoofdstad van het meer dan 3 miljoen tellende Zuid-Nederland werd voorbij gegaan. Ook de bemoeienissen met bisschopsbenoemingen in het zuidelijk landsdeel hadden kwaad bloed gezet evenals het eigenmachtig optreden om grip te krijgen op de priesteropleiding. Het protestantse noorden, dat gedomineerd werd door "Holland", had sinds medio 1600 alle openbare uitingsvormen van het katholicisme zoals het houden van processies verboden en uitgebannen. Na 200 jaar scheiding, wist het protestantse noorden kennelijk niet goed meer hoe het op gelijke voet met het katholieke zuiden moest omgaan. De gelijkheid van godsdienst, die nu "dreigde " te ontstaan was een vreemde gewaarwording. Dat was nieuw, dat was ongewoon. En zoals altijd als het om onwrikbare godsdienstige overtuigingen gaat, was het zeer bedreigend voor beide kanten! Bij de afscheiding van België koos de verenigde provincie Limburg, of beter gezegd hertogdom Limburg, voor België. Immers, de geloofs- en cultuurgenoten woonden niet in het bovenmoerdijkse Holland, dat eeuwenlang als grote mogendheid grote delen van de Maasstreek als generaliteitsland had beheerd. Hun geloofs- en cultuurgenoten woonden in het nieuwe België. Onze voorouders waren Duitser, Oostenrijker, Pruis, Gülicker, Hollander en ik weet niet wat nog meer geweest, nu zouden ze Belg worden. En dit alles tussen 1795 en 1830 binnen één mensenleven.
Het duurde echter nog 9 jaar, tot 1839 voordat de afscheiding van België officieel doorgang vond. De bewoners van Limburg ontdekten echter tot hun ontzetting, dat bij de definitieve scheiding in 1839 het oostelijke gedeelte van Limburg aan Nederland werd toegewezen, terwijl het westelijk deel bij België bleef. De Maas tussen Eysden en Wessem vormde de natuurlijke grens. Protesten en ook smeekbeden aan "onze" regering in Brussel hielpen niet. Het gedeelte van Limburg ten Oosten van de Maas, zo werd dit ervaren, werd aan de Hollandse koning Willem l cadeau gedaan. Zodoende compenseerde men hem voor het gedwongen verlies van een groot gedeelte van "zijn hertogdom" Limburg en voor zijn verloren aanspraken op Luxemburg. Wel moest hij nog toestaan, dat Nederlands Limburg, ofschoon toegewezen aan Nederland, ook nog lid moest worden van de Duitse Bond. Op grond van dit lidmaatschap zouden de Limburgse jongemannen, in tijden van oorlog, gevorderd kunnen worden om te vechten voor een vreemde mogendheid, de Duitse Bond. In Maastricht en Venlo moest voor dit doel zelfs een kazerne in stand worden gehouden. Een wangedrocht op staatkundig gebied zonder weerga!
Met de nodige onverschilligheid en minachting voor de gevoelens van de plaatselijke bevolking, verdeelden de toenmalige staatshoofden van Pruisen, Engeland, Frankrijk en Holland het slechts 25 jaar oude Limburg in 2 stukken, Belgisch Limburg en Nederlands Limburg. De leiders van de grootmachten waren tevreden. Zij hadden het zaakje geklaard. De gewone mensen, de bewoners van groot-Limburg, likten hun wonden. Zij moesten zich schikken in hun gedwongen scheiding.
Van speeltje van Willem I, tot stiefkind van Holland.De inpassing van het Nederlands gedeelte van Limburg in het koninkrijk der Nederlanden verliep stroef en moeizaam. Deels vond dit zijn oorzaak in de al eeuwenlang bestaande geografische beperkingen. De onderlinge bereikbaarheid tussen het Limburgse Maasland en de rest van het nieuw gevormde koninkrijk was altijd al bemoeilijkt door het ondoordringbare moerasgebied de Peel, en de uitgestrekte, dun bevolkte heidegebieden van de Kempen. Deze natuurlijke barrières waren er de oorzaak van dat de verbindingslijnen en contacten over land overwegend liepen naar het oosten (Rijnland), het zuiden (Luik en Wallonië) en het westen (Zuidelijke Nederlanden c.q. Vlaanderen). Ook was men hier de pogingen van de op Hollandse leest geschoeide landelijke overheid om de zuidelijke gebieden te "verhollandsen", niet vergeten. Ondanks zijn verlies van België en de helft van zijn "Hertogdom" Limburg, scheen koning Willem I als soeverein vorst, "zijn" stuk van Limburg nog altijd zo'n beetje als zijn eigen speeltje, een stukje privé bezit te beschouwen. Zo weigerde hij op eigen houtje de Limburgse afgevaardigden in de Staten-Generaal te laten deelnemen aan de stemming over de grondwet van 1840, zelfs tegen het advies van de Raad van State in. De op Hollandse leest geschoeide volksvertegenwoordiging, de Tweede Kamer dus, en de landelijke pers keerden zich tegen de versterkte invloed van het katholieke volksdeel in de Staten - Generaal. Het protestantse Holland vreesde de toegenomen macht van het katholieke Zuiden, nu de katholieke Brabanders hulp kregen van de katholieke Limburgers. Haagse kringen, maar vooral de Hollandse commerciële- en financiële instellingen hadden het, als het over Limburg ging, over "een vreemd en verarmd aanhangsel dat men liever kwijt dan rijk moest zijn" en van "een jammerlijke strook grond, dat onze beste sappen verteert". De politicus en grondlegger van de Anti- Revolutionaire Partij (A.R.P.), Groen van Prinsteren, bekend en gerespecteerd in het protestantse Holland, sprak over de Nederlandse natie als "een protestantse natie", en de katholieken verklaarde hij veelbetekenend niet tot "inwoners" maar tot "bijwoners", die "geen meerdere rechten toekwamen dan dat zij geduld werden". Dat is nogal wat! De grote tegenstelling was dus in feite niet alleen Hollander - Limburger maar aanvankelijk ook en vooral protestant - katholiek. Intussen weigerde de Haagse regering of vond het niet nodig om de Limburgse economie uit het slop